De eigen bijdrage voor een internetabonnement van een werknemer is geen belemmering meer voor toepassing van de gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen. Dat meldt de belastingdienst.
Tot nu toe kon je de gerichte vrijstelling alleen toepassen wanneer je als werkgever alle kosten betaalde. Als een werknemer een eigen bedrage voor privégebruik betaalde, voldeed je niet meer aan het noodzakelijkheidscriterium. De Belastingdienst is van dat standpunt afgestapt. Daardoor is de eigen bijdrage geen belemmering meer.
Voorwaarden noodzakelijke voorziening
Het internetabonnement moet natuurlijk wel voldoen aan de voorwaarden voor noodzakelijke voorziening. Het internetabonnement is vrijgesteld wanneer het voldoet aan:
- de voorziening naar redelijk oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;
- De werkgever de voorziening betaalt en de kosten niet doorberekent aan mijn werknemer. Voor het internetabonnement geldt nu een eigen bijdrage voor privégebruik dus niet meer als een belemmering;
- De werknemer de voorziening moet teruggeven of de restwaarde van deze voorziening aan de werkgever moet betalen als hij deze niet meer nodig heeft voor de dienstbetrekking.
Als een werknemer de voorziening niet teruggeeft of de restwaarde van de voorziening niet aan de werkgever betaald, moet de werkgever vanaf het moment dat de werknemer de voorziening niet meer nodig heeft, de restwaarde van de voorziening tot zijn loon rekenen. De werkgever kan dit loonbestanddeel mogelijk ook als eindheffingsloon aanwijzen.
Het nieuwe standpunt over het internetabonnement staat nog niet in de 1e uitgave van het Handboek Loonheffingen 2021, maar zal wel in de 2e uitgave vermeld worden.
Heb je naar aanleiding van bovenstaande vragen en antwoorden nog meer vragen? Of ben je benieuwd hoe wij je hierin kunnen ondersteunen? Neem contact met ons op!